Een verzekeraar mag bij vermoeden van fraude een persoonlijk onderzoek in stellen. Nu blijkt in de praktijk dat er ook wel eens structureel gericht onderzoek wordt gedaan onder uitkeringsgerechtigden naar hun antecedenten, ook indien er op zichzelf geen aanwijzingen zijn voor een vermoeden van fraude.

Maar ook al zou er een gerechtvaardigd vermoeden van fraude aanwezig zijn, dan nog heeft de verzekeraar zich te houden aan de Wet Bescherming Persoonsgegevens en de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek. Soms worden verzekerden er jaren later pas mee geconfronteerd dat er een persoonlijk onderzoek naar hun werd verricht. Dat is dan jarenlang verzwegen. Zorgwekkend is ook de wijze waarop persoonlijk onderzoek soms wordt uitgevoerd.

Een voorbeeld. In het Gielen-arrest (NJ 1982, 570) heeft de hoogste rechter bepaald dat het strafrechtelijk verleden van de aanvrager de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene diepgaand treft en dat bekendheid daarvan bij derden zijn maatschappelijke positie ernstig kan schaden. Daarom is er in de wet bepaald (artikel 7: 928 lid 5  BW) dat een verzekerde bij het aangaan van een verzekering weliswaar een strafrechtelijk verleden moet melden, maar uitsluitend indien de verzekeraar daarnaar in “niet voor misverstand vatbare termen” heeft gevraagd en daarnaast mag die vraag  naar een strafrechtelijk verleden niet verder gaan dan 8 jaar voorafgaande aan de aanvraag. Dus er mag niet gevraagd worden naar c.q. er hoeft geen melding gedaan worden van een strafrechtelijk verleden van meer dan 8 jaar geleden. Indien over een strafrechtelijk verleden alleen maar een in algemene termen vervatte vraag is gesteld, kan de verzekeraar geen beroep doen op onvolledige beantwoording, tenzij er sprake is van opzet om de verzekeraar te misleiden. Dat laatste moet dan door de verzekeraar aangetoond worden.

Verzekeraars vragen wel eens naar inzage in het Justitieel Documentatieregister. De justitiële informatiedienst van het Ministerie van Veiligheid en Justitie signaleerde het volgende in een brief aan een Rechtbank, die mij onder ogen is gekomen:

Opgemerkt dient te worden dat vanwege het zgn. ‘gesloten regime’ van de justitiële documentatie ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van geregistreerde, dit recht op kennisneming een persoonlijk recht is. Dit betekent dat alleen de betrokkene zelf mag kennis nemen omtrent diens persoon geregisterde gegevens. Slechts bij wijze van hoge uitzondering en met een specifiek daartoe strekkende schriftelijke machtiging, kan dit recht namens geregisterde worden uitgeoefend door diens advocaat. In de dagelijkse praktijk dringen andere belanghebbenden, verzekeringsmaatschappijen, er regelmatig bij betrokkene op aan dat deze dat deze zich tijdens de inzage laat vergezellen door een derde, die zo tevens kennis neemt van het strafrechtelijk verleden van betrokkene. Deze werkwijze is niet toegestaan en u wordt nadrukkelijk verzocht hieraan niet uw medewerking te verlenen.

Ga dus nooit akkoord met meekijken van een belangenbehartiger van de verzekeraar, zoals de behandelaar van uw dossier of een persoon van een onderzoeksbureau of een advocaat, die de verzekeraar heeft ingeschakeld. En wees op uw hoede indien u de verzekeraar ter zake van de raadpleging van justitiële gegevens een advocaat voorstelt. Zorg er in ieder geval voor dat diens onderzoek nooit verder kan lopen dan 8 jaar voorgaand aan het moment van de aanvraag. Dus vraag dan altijd of hij het strafregister ter plaatse gaat  inzien. Zo ja, dan  adviseer ik u zich te beroepen op het (grond)recht van vrije advocaatkeuze en en zelf een advocaat zoeken die dat voor u doet. Indien de door de verzekeraar voorgestelde advocaat alleen een schriftelijke uitdraai wil laten verstrekken, controleer dan goed of hij niet meer vraagt dan naar gegevens van over de periode van 8 jaar voorafgaande aan het moment van de aanvraag.